zondag 30 november 2008

PROMO 17 Marleen Andela - Re-enactments

In PROMO ga ik een aantal werken die ik eerder maakte eens opnieuw onder de loep nemen. Ik wil proberen de werken vanuit een geheel nieuwe invalshoek te bekijken om te onderzoeken of de werken beter zijn als ze op een andere manier uitgevoerd worden.
Het allereerste werk dat ik zal onderzoeken is een werk uit 2006. Het is gemaakt van kralen en van zwart nylondraad.

Uitleg:
Denk bij het werk aan een telraam: Op iedere richel zitten even veel kralen. Alleen zijn de richels nu draden die in een boogje hangen. Stapsgewijs schuiven de kralen van de ene naar de andere kant: Bij de bovenste draad hangt 10% van de kralen aan de ene kant, en de andere 90% aan de andere kant. Dan volgt de tweede draad, die is 10% langer gemaakt. Bij de tweede draad hangt 20% aan de ene kant en 80% aan de andere kant. Dan komt de volgende draad, die is weer 10% langer en weer 10% van de kralen schuift door. Zo gaat het door, totdat alle kralen aan de andere kant zijn.

Ik wil kijken of ik een manier kan vinden om het principe dat ik zonet beschreven heb inzichtelijk kan maken. Ik wil het proces integreren in het werk zelf, zodat de uitleg overbodig wordt. Momenteel ben ik aan het onderzoeken of het principe omgezet kan worden naar een choreografie. Ik doe dat samen met Carla van Zanten en de groep Springplank van balletschool La Danse.

www.ladanse.nl





























Hier zijn de verslagen van alle re-enactments:

R
e-enactment 1


U
itleg werk:

Dit werk is gemaakt van kralen. Denk bij het werk aan een telraam: op iedere richel zitten even veel kralen. Alleen zijn de richels nu draden die in een boogje hangen. Stapsgewijs schuiven de kralen van de ene naar de andere kant: bij de bovenste draad hangt 10% van de kralen aan de ene kant, en de andere 90% aan de andere kant. Dan volgt de tweede draad, die is 10% langer gemaakt. Bij de tweede draad hangt 20 % aan de ene kant en 80% aan de andere kant. Dan komt de volgende draad, die is weer 10% langer en weer tien procent van de kralen schuift door. Zo gaat het door, totdat alle kralen aan de andere kant zijn.

Wat wilde ik met het werk?

De wijze waarop dit werk er uit ziet is het resultaat van een soort formule. Het is niet echt een formule die je daadwerkelijk kunt opschrijven maar er is een bepaald principe dat ik heb gehanteerd en het zorgt ervoor dat het werk er uit ziet zoals het er uit ziet. Alle kenmerken van het werk zijn verbonden met het prinicipe. Er zijn bijvoorbeeld 10 draden omdat je in elf stappen van 0% naar 100% bent. De draad wordt telkens 10 procent langer omdat er telkens 10% van de kralen opschuift. Daardoor zijn alle elementen in het werk met elkaar verbonden. Dat vind ik belangrijk. Er ontstaat een esthetisch beeld, en in concrete opbouw heeft het werk ook een bepaalde harmonie. Deze esthetiek en de harmonie koppel ik aan elkaar. De inzichtelijkheid van het principe is daarbij van secundair belang. Ik hanteer het principe vanuit de overtuiging dat het een esthetisch beeld teweeg brengt.

Welke persoonlijke redenen liggen daar aan ten grondslag?

Ik vin het prettig om houvast te hebben door een bepaald principe te hanteren omdat ik dan duidelijkheid kan krijgen over waar ik mee bezig ben. Door analytisch en beredenerende stappen te nemen wordt het makkelijker om de elementen in het werk te definieren en is het helder voor mijzelf waarom ik iets op een bepaalde manier heb gedaan. Voordat ik de regels hanteerde wilde ik nog wel eens voor de bomen het bos niet meer zien, ik was wispelturig en deed iedere keer iets anders, zonder te kunnen definieren waar het mij nou eigenlijk om ging in ieder afzonderlijke werk. Ook wilde ik graag dingen met een reden doen, dat zal wel een soort verkapt calvinisme zijn.

Dat is de reden waarom ik dit werk heb gemaakt. Mijn streven was ineens heel duidelijk. Het ging tevens gepaard met een ideaal, namelijk dat harmonie en esthetiek bij elkaar komen in 1 ultiem punt. Werken volgens een bepaald logisch concept zou in principe ook duidelijkheid moeten kunnen verschaffen voor de toeschouwer. Als er geen poetische of intuitieve dingen aan het werk ten grondslag liggen zou je gemakkelijk uit moeten kunnen leggen waarom de elementen in het werk zijn zoals ze zijn. Dit werk ging dus ook gepaard met een ideaal naar openheid en toegankelijkheid in de kunst. En met concretie, dat is ook een begrip dat ik in de tijd dat ik dit werk maakte erg belangrijk vond.

Wat heeft dit werk mij opgeleverd.

Dit werk heeft mij een hele hoop opgeleverd. Het was het allereerste werk wat ik maakte aan de hand van een systematisch plan. Het is de aanleiding geweest voor alle werken die ik op mijn website laat zien. Op het moment dat ik dit werk maakte had ik het idee dat ik iets gevonden had wat echt bij mij past. In de nieuw ontdekte werkwijze kon ik mijn technisch inzicht kwijt, iets wat ik was beginnen te missen terwijl ik op de kunstacademie zat. Ook was het een manier om mijn grilligheid onder controle kon krijgen. Door de nieuw bedachte voorwaarden voor een werk te hanteren kon ik mij meer focussen op 1 ding en daardoor veel productiever zijn.

Wat zou ik anders willen doen?

De principe's en de stappen waaruit het werk is opgebouwd zijn voor mij de aanleiding geweest om dit werk te maken. Het streven bij dit werk was om het werk zo logisch mogelijk op te bouwen, hoe logischer hoe mooier en beter. Maar waar je naar kijkt is een eindresultaat van logische stappen. Er is dus een tweeledigheid tussen het proces en het eindresultaat, deze zijn twee afzonderlijke dingen.

Logos, logika is iets wat niet een hypothese nodig heeft gerechtvaardigd te worden, het heeft niet een verwijzing nodig. Vanuit die gedachte denk ik dat het veel logischer is voor het werk als het niet verwijst naar een proces wat eerder heeft plaatsgevonden, maar dat in plaats daarvan het proces geintegreerd wordt in het werk. De gedachte dat een zo logisch mogelijk concept esthetiek opleverd, zou hier ook op van toepassing moeten zijn. En werk waarin het proces geintegreerd zal worden zou dus volgens mijn idealen mooier en beter moeten zijn als een statisch werk.

De re-enactment

Ik wil kijken of de stappen waaruit dit werk is opgebouwd en de principe's die gelden kunnen worden omgezet naar een choreografie. Door dit te doen hoop ik de beweging die in het werk zit te concretiseren. Hiermee zou het werk minder verwijzend moeten worden en puurder, meer in het hier en nu. Ook zou het op verschillende manieren uitvoeren van een principe iets moeten kunnen vertellen over het principe op zich. Als de choreografie af is dan kan hij vergeleken worden met het oorspronkelijke werk, en dan valt daar misschien uit op te maken wat de overeenkomsten zijn en wat die zeggen over het principe.

Re-enactment 2

Uitleg werk:

Ik heb een horizontale lijn op de muur getrokken precies op de hoogte van mijn ogen. Deze heb ik in een hoek van de ruimte getekend. Op de lijn heb ik 100meter biesband gemonteerd met pushpins. De biesband hangt in bogen naar beneden. De lengte en de afmetingen van de bogen heb ik gebaseerd op de gulden snede verhoudingen.

1+1=2

1+2=3

2+3=5

enz.

Ik ben links begonnen: De afmeting op de muur is 1(decimeter) de afmeting van de biesband is 1

2e stap: De afmeting op de muur is 1, de afmeting van de biesband is 2

3e stap De afmeting op de muur is 2, de afmeting van de biesband is 3

4e stap: De afmeting op de muur is 3, de afmeting van de biesband is 5

enz.


Wat wilde ik met het werk?

Met dit werk wilde ik een stramien doorbreken. Bij dit werk ben ik bewust afgeweken van het streven naar een esthetisch beeld. Bij dit werk wilde ik juist vragen stellen over mijn werkwijze. De gulden snede verhouding staat bekend als een goddelijke verhouding, hij is vaak gehanteerd in de schilderkunst met als doel om de ultieme compositie te bewerkstelligen.

Ik wilde de gulden snede verhouding laten confronteren met de ruimte, om vragen te stellen over de ultimiteit van de gulden snede en om vragen te stellen over ultimiteit an sich.

Waarom wilde ik vragen stellen over ultimiteit?

Ultimiteit is iets waar ik vaak over nadenk. Ik streef er naar esthetiek te bereiken door middel van een bepaalde logica. Toen ik hier pas mee begon wilde ik het liefst werken maken die zo logisch waren, dat ze compleet vanuit zichzelf te verklaren waren, volkomen en ultiem objectief. Maar naar gelang ik me hier langer mee bezig hield kwam is er achter dat dit helemaal niet kan. Toch vond ik het belangrijk om dit streven te hebben. Maar waarom dan toch? Ik stel het me voor zoals met de deugden:

Deugden zijn altijd twee uitersten, je hebt bijvoorbeeld gulheid en hebzucht. Deze twee bestaan alleen bij de gratie van elkaar. Zonder elkaar betekenen ze niets.

Neem nu een abstracter begrip zoals alles en niets. Alles en niets zijn beiden maatstaven voor een hoeveelheid, het zijn de ultieme uitersten betreffende een hoeveelheid. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille.

Bij de begrippen alles en niets is het ook nog eens zo dat alles eigenlijk niets is en niets alles. Want als je alles hebt en alles weet, wat hou je dan nog over? En niets is ook niet veel. Kortom: Alles en niets zijn irreële begrippen en alleen daar tussenin hebben de dingen betekenis. Alles houdt op zichzelf niets in en niets ook niet. Ze bestaan wel, maar niet hier en nu. Wat zich tussen alles en niets bevind is niet alles en ook niet niets maar een andere hoeveelheid en het is subjectief. Je kunt alleen kennen vanuit een subjectieve situatie. Maar zijn alles en niets dan niet belangrijk? Jawel, als ik tien mandarijntjes heb dan is 10 wat betreft mijn mandarijntjes alles. Mijn mandarijntjes zijn niet ultiem, het zijn heel specifiek mijn mandarijntjes. Ze zijn wel verbonden met het begrip alles in de uiterste betekenis van het woord, maar ik moet ze niet met elkaar verwarren.

Mijn mandarijntjes zijn een heel subjectief begrip, want als ik er 1tje op eet dan heb ik er nog maar 9. het alles betreffende mijn mandarijntjes zegt niets over het alles van iemand anders zijn mandarijntjes, maar mijn hoeveelheid mandarijntjes zegt wel iets over de hoeveelheid van een ander. Als ik er 10 heb en jij 7 dan heb ik er lekker meer!

10 mandarijntjes zijn meer als 7, ze zijn allebei alles, maar ten opzichte van elkaar zijn 10 er meer als 7, met in achtneming van de rest van de wereld die om de manderijntjes heen zit, en met de ultieme uitersten alles en niets.

Perfectie kan op een bepaalde manier ook geïnterpreteerd worden als een ultiem uiterste. Perfectie op zichzelf bestaat niet. Perfectie, los van het feit of je het wel of niet ziet als een ultiem uiterste en of je daar in gelooft, is wel belangrijk want het is een afspraak die wij hebben gemaakt om iets te definiëren. Iets is in meer of mindere mate perfect.

Maar de perfecte compositie bestaat niet. Want de perfecte compositie is een allesomvattend begrip. De gulden snede werd toegepast in de schilderkunst om de perfecte compositie te bewerkstelligen. De toepassing van de gulden snede gaat sterk gepaard met een geloof: de gulden snede komt terug in zonnebloemen in de verhoudingen van de mens, en denne-appels en in veel meer. De veronderstelling dat de gulden snede allesomvattend is en voor iedere situatie het ultieme resultaat opleverd heb ik geprobeerd te relativeren met dit werk.

Toch denk ik wel dat het in theorie mogelijk moet zijn om een perfecte compositie te maken in een werk met in achneming van de elementen waaruit het werk bestaat (objecten situatie's gebeurtenissen). Deze perfecte compositie is alleen niet van invloed op een andere compositie en deze kunnen niet met elkaar vergeleken worden, de compositie zou alleen over zichzelf moeten gaan, alleen over het het desbetreffende werk/gebeurtenis. Eigenlijk alleen over het hier en nu.

Wat heeft dit werk mij opgeleverd?

De bovenstaande conclusie die ik nu net heb geschreven, maar die heb ik nu pas gemaakt natuurlijk. Het was niet zo dat ik gelijk nadat ik dit werk gemaakt had een heleboel conclusies kon trekken. Vlak nadat ik dit werk had gemaakt had ik geconcludeerd uit het werk dat objectiviteit en ultimiteit op zichzelf eigenlijk helemaal niet zo interessant zijn, maar hoe wat wat nou verder wist ik op dat moment nog niet heel goed. Na dit werk heb ik het werk met de elastiekjes gemaakt. Daarna vond ik het lastig om een stap verder te doen. Ik merkte dat ik een beetje door bleef gaan met wat ik eerder deed en dat ik dat alleen hier en daar wat losser interpreteerde. Maar dat was eigenlijk geen vooruitgang denk ik achteraf.Al doende is daar langzaam verandering in gekomen.

Wat zou ik anders willen doen?

Achteraf gezien zou ik niet iets anders willen doen aan dit werk. Op het moment dat ik het werk maakte heb ik het ook gefilmd, omdat ik het belangrijk vond om te laten zien dat ik alles strikt uitgemeten had. De film werkte niet goed want ik was zelf te prominent aanwezig in het beeld, daardoor ging er meer aandacht naar mij toe als naar hetgeen ik stond uit te meten.

De re-enactment

Voor mij persoonlijk gaat dit werk eigenlijk niet over de gulden snede of over de horizontale lijn op de muur. Het gaat er om dat ik een patroon doorbroken heb. Ik heb dit werk gemaakt op een moment dat ik dreigde vast te lopen. Dat is voor mij persoonlijk de essentie van het werk.

Ik zou deze essentie nu niet opnieuw kunnen uitvoeren want ik ben juist net een nieuwe weg ingeslagen en er is nog heel veel wat openligt. Ik denk dat ik eerst meer moet onderzoeken voordat ik weer opnieuw vragen kan stellen over waar ik mee bezig ben.

Eigenlijk is het best wel grappig dat ik destijds ik dit werk maakte ik het ook wilde filmen. Ik kom er nu achter dat film een medium is wat ik veel meer wil gaan onderzoeken. Daarom wil ik voor de re-enactment een nieuwe poging doen dit werkproces te filmen, om te onderzoeken of het misschien toch iets oplevert.

Het plan:

Werkproces filmen

Als ik het werkproces ga filmen moet ik zorgen dat ik zelf niet te veel in beeld ben. Ik kan het beste alleen mijn handen filmen. Dat betekend dat ik het werk niet meer op ooghoogte uit kan zetten, maar dat ik het boven mijn hoofd moet filmen.

Ik zou er voor kunnen kiezen om in de presentatie van de film de lijn wel op ooghoogte te plaatsen. Als ik dit werk film is het ook logischer waarom de lijn die ik afteken op een bepaald punt begint en waarom hij op een bepaald punt stopt, want dan wordt dat tevens het kader wat ik zal gaan filmen. Zo had ik het in eerste instantie ook bedacht. Eigenlijk zou ik een boekenplankje moeten gebruiken waar de draden die uit beeld dreigen de hangen op komen te liggen, zodat het als het ware een soort vloertje lijkt.

Re-enactment 3


Uitleg werk:

Het werk is obgebouwd uit drie video's. Ik heb drie keer een emmer laten vollopen met water en dat vastgelegd met een videocamera. 1 keer heb ik de kraan voluit gezet, 1 keer heb ik de kraan zo laag mogelijk gezet en 1 keer heb ik hem ergens in het midden gezet. De video's heb ik allemaal even lang gemaakt. De snelheid waarmee het water stroomt staat in verbinding met de vertraging van het beeld. Ik heb er voor gekozen om de video's af te laten spelen op ouderwetse tv's, bovenop dvd-spelers gestapeld. Ik heb dat gedaan omdat ik een het videobeeld wilde koppelen aan de opstelling, deze bestaan allebei uit twee elementen.

Wat wilde ik met het werk?

In plaats van een eindresultaat wilde ik een proces laten zien. Ik wilde dat alle elementen van het werk met elkaar verbonden waren. Dat is niet helemaal gelukt natuurlijk, maar mijn focus ging uit naar de curve tussen de snelheid waarmee het water stroomt en de vertraging van het beeld, plus dat het minimum en maximum min of meer vaststonden , omdat een kraan bepaalde capaciteiten heeft en een emmer ook en dat zijn de onderwerpen van de video's.

Wat heeft dit werk mij opgeleverd?

Ik merkte dat het werk ook vooral over het medium video ging, want het medium video is tevens een voorwaarde voor het werk. De vertraging leverde bijna spookachtige beelden op, de gloed die terug kwam in de spoelbak ook. Dat zijn dingen die ik niet van te voren heb bedacht, maar toch spelen zij een heel belangrijke rol in het werk.

Dit werk is mijn eerste videowerk. Ik heb nog niet meer video's gemaakt sinds dien, maar dit is een werk waar ik best tevreden over ben, dus ik wil er meer mee gaan expirimenteren.

Wat zou ik anders willen doen?

1)Opstellingsvorm veranderen

Ik heb dit werk geexposeerd op mijn eindexamen. Na lang wikken en wegen heb ik er voor gekozen om het werk te laten zien op ouderwetse tv's maar in principe zou het ook gepresenteerd kunnen worden met beamers die op dvd spelers gestapeld zijn. Ik zou ook nog wel eens feedback willen krijgen op deze opstelling van een publiek.

2) hd kwaliteit

Toen ik het werk gemaakt had heb ik het ook besproken met Peter Bogers. Die zei dat ik het met een hd camera moest filmen en moest kiezen voor een veel cleanere presentatie, namelijk gewoon met flatscreen tv's. Ik wil kijken of dat iets op levert. Ik wil een nieuwe emmer uitkiezen in een nieuwe kleur, ik denk geel. Ik wil het filmen in het kantoortje van Np3 met de geizer in beeld.

3)Nieuw beeld bij het principe

Wat het principe betreft is hetgeen wat ik met video vastleg inwisselbaar. Het moet een proces zijn wat reguleerbaar is. Het kan ook een object zijn wat valt, want de tijd dat iets nodig heeft om te vallen is ook reguleerbaar, dat kan ik regelen met de hoogte. De emmers zijn op een gegeven moment vol, er is een meetbaar punt wat ik kan gebruiken om het werk af te stellen. Maar als ik een stuiterbal laat vallen dan stuitert hij meerdere malen en uiteindelijk ligt hij stil. Daar zitten dus meer punten in die op elkaar afgesteld kunnen worden dmv vertraging/versnelling. In het oude werk tikt een metronoom mee op de achtergrond. Wat die eigenlijk in het werk doet is een beetje onduidelijk. Hij geeft een indicatie van de vertraging en staat haaks op het stromende water omdat hij zo streng is, maar er is eigenlijk geen concrete reden waarom hij er is, hij had er net zo goed niet kunnen zijn want dat had niets veranderd aan het principe. Ik heb de metronoom destijds gekozen omdat ik vond dat hij bijdroeg aan de betekenis van het werk. Ook levert metronoom interessante ritme's op, maar eigenlijk zou het beter zijn als ik een object zou filmen wat deze eigenschappen en tegenstrijdigheden van zichzelf heeft, zodat het niet een losstaand element in het werk vormt. Ik wil graag stuiterballen als object nemen om te kijken hoe dit ervaren word. Is het object in combinatie met een steriele strakke situatie tegenstrijdig genoeg? Of moet ik een ander object nemen? Door stuiterballen te filmen kan ik in ieder geval een ritme creeeren dat niet een losstaand element in het werk is.

Ook denk ik dat het interessant is om een veer te filmen, omdat dat hele sterke ascociaties op levert met de dynamica, net zoals een loden kogel. Ik zou dat interessant vinden omdat ik daarmee kan onderzoeken wat het voor invloed op het werk heeft als je iets neemt waar men dingen mee kan ascocieren. Bij het water zou je namelijk ook een vrij letterlijke ascociatie kunnen hebben, namelijk dat alles stroomt (heracticlus), maar ik vind zelf dat die ascociatie niet in het werk naar voren komt. Ik vind het werk juist heel droog (ha ha), dus dat is juist een tegenovergestelde ascociatie van wat ik er van te voren bij had bedacht. Maar een loden kogel en een veer zijn eigenlijk bijna symbolen op zich denk ik. Misschien werken zulke ascociaties in het werk anders dan dat ik van te voren bedenk, misschien ook niet.

.

Geen opmerkingen: