zaterdag 18 oktober 2008

PROMO 15: Renier Padje





40x40 cm, radiator, waterijs

PROMOcoaching Tanja Smeets:

REACTIE Tanja Smeets:

Een 4 meter lange rij met druipende ijszakjes langs de muur. De lekkende zakjes vormen kleine gekleurde stroompjes langs de muur. Smeltend waterijs. Water en kleurstof. Op de vloer ontstaat een grote plas water en daarin een mix van kleuren.

Renier wil in zijn werk processen zichtbaar maken. Smelten, vloeien, vervormen, verotten, verhitten.
Hij laat in zijn beelden de veranderingen en bewegingen zien die daardoor ontstaan. In eerste instantie is zijn onderzoek gericht op die pijlers: het (oncontroleerbare) proces, de tijd, de transformatie. Hij laat honing van een schilderij druipen. Maakt schilderijen met drop en drippings van gesmolten kinderijsjes. Het publiek moet ter plekke aanwezig zijn om getuige te kunnen zijn van het beeld dat ontstaat. Renier is geïnteresseerd in het filmische, meer dan in een statisch beeld.

Na deze onderzoeken is hij verf gaan frituren, daaruit ontstonden koraalachtige felgekleurde vormen.
Voor zijn eindexamen ging hij naar aanleiding van het frituren, pizza’s en magnetron maaltijden van verf maken die hij presenteerde in een winkelwagen. De nadruk kwam te liggen op het ontwerp van de verpakking en de presentatie. Dit ging een grotere rol spelen dan het oorspronkelijke onderzoek.

NP3
In het atelier zweeft een grote bos met helium gevulde ballonnen, daaraan komen tijdens de eindpresentatie zakjes met gekleurde ijsjes te hangen. Door een gaatje in het zakje zal het smeltwater naar buiten druppelen. Aan de muur hangen 2 radiatoren. Daarin zijn glinsterende sporen van opgedroogd gesmolten ijs te zien en stokjes uit de ijsjes. Op de grond ligt een rechthoekig “tapijt” van suikerklontjes, gekleurd door gesmolten ijs. Erbovenop liggen de ijsstokjes. Aan de wand hangt schuin een witte rok, waarop rode ijsvlekken te zien zijn.

Het lijkt alsof Renier naar dragers zoekt voor de amorfe materie die hij gebruikt voor zijn beelden.
Hij zoekt die dragers in vastere vormen, bijvoorbeeld textiel, kleding, suikerklontjes, of in het extreemste geval, de magnetron maaltijden. Hoeveel dragers heb je nodig om het proces, de beweging en de verandering te laten zien? En heb je die vaste vorm wel nodig? Het lijkt alsof hij niet vertrouwd op het onderzoek zelf en de beelden die daaruit voortvloeien.

Over dit dilemma hebben wij tijdens mijn tweede bezoek gesproken. Wanneer zijn werkelijke fascinatie uitgaat naar het zichtbaar maken van een proces van verandering, op wat voor manier wordt dit dan echt helder? Hij noemt zelf een performance met auto’s die door plassen verf rijden. Dan ontstaat het beeld vanuit de handeling, zonder er ingrediënten bij te halen die afleiden van het oorspronkelijke onderzoek.
Dit lijkt mij een heel goed uitgangspunt voor vervolgonderzoek. Daarom denk ik dat de werkperiode bij NP3 heel goed is geweest, hij heeft zijn beweegredenen onderzocht, ook door hele verschillende gesprekken aan te gaan met coaches. Aan het eind van de werkperiode leidde dit ook tot conclusies en keuzes, die -hopelijk!- zichtbaar worden in volgende werken. Ik vond de gesprekken met Renier erg leuk en voor mij was het bijzonder om twee middagen de tijd te hebben om het werk en Reniers ideëen te leren kennen.




Geen opmerkingen: