vrijdag 9 mei 2008

PROMO 13: Lars F. Nieuwenhuizen

Omdat het niet meevalt wanneer er aan je gevraagd wordt om coaches of kunstenaars te benaderen die je graag zou willen spreken, is het wel fijn dat de coach die ik als eerst langs heb laten komen met een paar namen aankomt waar je dankbaar gebruik van kan maken. Ik dach dat ik wel veel namen op kon dreunen uit de kunstwereld, en dat is ook zo, maar met een budgettaire en praktisch haalbare beperking valt het niet mee om namen te noemen waarvan je denkt dat ze aansluiten op waar je mee bezig bent. Zo zat de naam Thomas Wildner tussen de aanraders voor mij. Thomas Wildner kwam 8 mei j.l. een middag naar Groningen om het over mijn werk te hebben. Tijdens de kennismaking in de auto toen ik heb afhield van het station hebben we het gehad over Groningen als stad, over een aantal creatieve invullingen die daar in gaande zijn, over de creatieve stad die in aanbouw is en de verschillende oplossing van het betrekken van ateliers zoals o.a anti-kraak. Ik had snel in de gaten dat Wildner niet alleen maar een kunstenaar is met een beperking tot zijn eigen vakgebied, maar iemand die zonder oogkleppen op rond loopt en zaken goed onderbouwd. Eenmaal in NP3 aangekomen wilde ik beginnen met het laten zien van mijn werken uit de oude trukendoos, die je wanneer mensen inzicht willen hebben in wat je doet nou eenmaal logischerwijs moet openen en toelichten. Toch vroeg Thomas Wildner mij daar niet mee te beginnen. Hij vroeg me te vertellen waar ik op dat moment mee bezig was. Wat speelt er op het moment een belangrijke rol! Uiteraard wierp ik mijn gedachten eruit maar merkte dat toch veel met elkaar in verbinding staat. Hij luisterde eerst om een beeld te krijgen van mijn gedachtengang en vervolgens haakte hij daar op in. Vaak heb ik na de vraag "wat maak je dan?" een uitgebreide uitleg gegeven, om vervolgens met het gevoel te blijven zitten dat de persoon aan wie je iets dergelijks verteld, er niet echt de sjoeger van heeft gekregen of mijn fascinatie niet deelt. In beide gevallen heb ik daar geen probleem mee. Het verschil bij Thomas Wildner was dat hij er gezien zijn werk en ideeen meteen van alles over wist te vertellen. Hij is iemand die dezelfde soort fascinaties deelt en echt exact weet waar je het over hebt en mij dus ook veel nuttige infomatie kon geven, interessante opvattingen heeft over mijn werk en nieuwe inzichten biedt. Dit heeft hij dan ook zeker gedaan. Ik ga met frisse blik verder. Thomas nog bedankt!
(Hieronder is de tekst te lezen die Thomas Wildner geschreven heeft n.a.v. zijn bezoek aan mijn Np3 PROMO)
Het was een intensief en prettig gesprek met Lars F. Nieuwenhuizen tijdens zijn PROMO verblijf in NP3. Zoals het meestal gaat, als je een kunstenaar voor het eerst in zijn werkplaats bezoekt om met hem over zijn werk te praten, ging het ook hier. Lars wilde mij meteen de ontwikkeling van zijn werk laten zien. Mij uitleggen hoe het is gekomen dat hij nu hier staat. Netjes chronologisch en lineair. Zo is immers de ontwikkeling het makkelijkst te verduidelijken. Het is een gebruikelijke strategie om iemand de gang van zaken voor te leggen en zijn beweegredenen duidelijk te maken. Maar toch heb ik hem verzocht om dat niet te doen. Om het juist anders te doen. Wat is de laatste keuze die je hebt gemaakt? Ik verzocht hem zijn vragen niet te zien als oorzaak en gevolg, als causale noodzaak van het voorafgaande werk, maar als een veld, of een poel van keuzes. Wanneer de keuzes zijn gemaakt is ondergeschikt. Wat overblijft zijn de keuzes zelf en die zijn vaak terug te brengen tot alsmaar weer de zelfde vragen. Zo ging het gesprek dan ook meteen over de vraag of toeval, en wat wij ervoor aanzien, niet vaak gezien moet woorden als verstrengeling van onafhankelijke complexiteiten. Aanleiding hiervoor was het patroon van sneden in de zaagplaat die Lars als uitgangspunt van een werk heef genomen Via trefwoorden woorden als patroon, raster en systeem waren wij dan vrij snel bij Lars z'n fascinatie voor structuren en zijn onderzoek daar naar. Zijn structuren systemen? Wat maakt een structuur interessant voor de kunst? Hoe leidt een onderzoek structuur naar een interessant kunstwerk? We spraken over de analyse van een kunstwerk door middel van en de differentie van structuurthema en informatie (Gestaltetheorie) en hoe de juiste verhouding van die twee tot spanning leidt. Soms nam ons gesprek een omweg zo als de informatietheorie van Shannon / Weaver, waarin zij de noodzaak van redundantie ( overbodige informatie ) voor een communicatiesysteem uitleggen. Soms een zijweg, zo als de vraag of er in esthetische zin een optimale spanning is? Fibonaccie, gouden snede (phi). Uiteindelijk ging het gesprek dan, aan hand van het "stoelen stapel systeem", over de hoeveelheid aan variaties en of het nodig is om alle variaties te laten zien. Apart bekeken zijn een heleboel van de mogelijke stoelenstapelingen saaie beelden. De variaties lijken op elkaar, zodat een grote hoeveelheid ruis ontstaat. Om het met Vilem Flusser te zeggen: Informatie is een onwaarschijnlijke situatie. Hoe onwaarschijnlijker een situatie is des te meer informatie houd zij in. Gewoonte is een equivalent van entropie. ( thermodynamica, Shannon / Weaver) Dus zou er één stapeling zijn, één heel uitzonderlijke , die meer over het systhem vertelt dan de hele hoeveelheid van variaties bij elkaar? De keuze om het antwoord niet binnen het kader van het systeem zelf te zoeken maar als het ware het structuurthema te veranderen, is heel verstandig. Of Lars zijn systeem nu aan een metastructuur onderwerpt, of het systeem door "de mangel van de vertaling" naar een ander medium haalt, maakt niet uit. De grenzen van het systeem worden dan zelf onderdeel van de het werk, en dat levert ruimte voor fouten en verassing en maakt het verschil duidelijk tussen wetenschappelijke analyse en beeldende kunst. Het hele gesprek door lag het abstractie niveau vrij hoog. Telkens weer haalden wij Lars z'n werk erbij om ons denken aan concrete voorbeelden te spiegelen. Nieuw en oud werk door elkaar heen zo dat ons de voorkeuren voor bepaalde keuzes duidelijker werden.
Thomas Wildner, Mei 2008

PROMOtekst door Josien Beltman

Lars F. nieuwenhuizen
Romanticus, minimalist en conceptualist op zoek naar oneindigheid.

Vrijdag 16 mei 2008. Het is de dag van de eindpresentatie van de Groningse kunstenaar Lars F. Nieuwenhuizen in NP3. Na een intensief verblijf van zes weken in de presentatie annex werkruimte PROMO, wordt het lokaal met de hoge witte muren gedomineerd door kunstwerken waarbij allemaal - weliswaar op wisselende wijzen - het aspect structuur domineert. Eén muur is bijvoorbeeld gevuld met een reeks foto’s van dezelfde archetypische stoel in steeds wisselende aanzichten. De foto’s hangen niet op een ‘toevallige’ volgorde, maar er ligt een uitgekiende rekenkundige formule aan ten grondslag, die resulteert in een strakke visuele ordening. Dezelfde stoel keert ook terug in een videosculptuur, bestaande uit vier gestapelde televisies. De afzonderlijke schermen tonen - net als de foto’s - steeds dezelfde stoel, maar in verspringende houdingen, waardoor een scala aan - berekende - combinaties mogelijk ontstaat.

Dan is er nog een derde werk, waarbij het begrip structuur op de meest letterlijke wijze terug komt. Aan één van de lange witte wanden hangt ongeveer in het midden een rechthoekig paneel waarin een patroon van elkaar kruisende rechte en diagonale lijnen is gekerfd. Dit paneel met zijn strakke, maar ook willekeurig ogende structuur van uitsneden was oorspronkelijk een zaagblad. Door het als een objet trouvé aan de muur te hangen heeft Nieuwenhuizen het onderdeel gemaakt van een kunstwerk. Hij heeft het lijnenspel namelijk laten doorlopen buiten het kader van de plank, door met een donker potlood de strepen op de muur door te trekken.

De beschouwer zou zich kunnen voorstellen hoe de lijnen nog verder zouden doorlopen, tot buiten het kader van de witte muur en dat de hele ruimte doortrokken zou zijn van een oneindige lijnenstructuur die de bezoeker zouden omsluiten. ‘Dat zou je inderdaad kunnen doen’, beaamt de kunstenaar, ‘maar dan word je ook geconfronteerd met een dilemma’. Want moet je bij het ordenen van deze schijnbaar chaotische structuur je beperken tot één wand om het overzicht te bewaren of ga je inderdaad tot in het oneindige door met alle gevolgen van dien? Het zaagblad is een mooie weerslag van de problematiek waar Nieuwenhuizen zich op dit moment van schrijven mee bezig houdt: namelijk het ordenen van de chaos middels visuele structuren. Hoewel zijn jonge oeuvre wordt gekenmerkt door verschillende verschijningsvormen en derhalve niet heel vormvast is, loopt bovengenoemde problematiek als een rode draad door zijn werk heen.

Een andere constante binnen zijn werk is zijn voorkeur voor strak geordende, minimalistische beelden en herhalingen. Aanvankelijk studeerde Nieuwenhuizen interieur architectuur aan Academie Minerva, maar stapte na twee en een half jaar over naar de autonome beeldende kunst. Deze richting bleek een uitstekend middel om zijn nieuwsgierigheid en onderzoekende houding mee te verkennen. In veel van zijn ruimtelijke werken, installaties en wandobjecten komt de drang tot ontleden, onderzoeken, doorgronden en in kaart brengen terug. Een treffend voorbeeld is het vroege werk Het product uit 2003, dat is opgebouwd uit vijfentwintig witte tl-buizen van verschillende diktes die zijn bevestigd op een zwart rechthoekig geschilderd vlak en daarmee sterk doen denken een barcode. De strenge zwart-wit contrasten en nadruk op verticale lijnen geven het werk een grafisch en ‘strak’ karakter. Hoewel de afstanden tussen de buizen steeds variëren, zijn deze net als bij een streepjescode niet willekeurig. Zoals de barcode in het dagelijks gebruik een gecodeerde verwijzing is naar een product of soms zelfs identiteit, is Nieuwenhuizens structuur van verticale lijnen een weerspiegeling van de ruimte waarin het werk zich bevindt: de locatie numerieken1 van de ruimte dienden als input voor de standaardformule waarmee de unieke barcodes worden berekend.

Net als bij Het product, gebruikt Nieuwenhuizen vaker rekenkundige methodes om gegevens uit de ons omringende werkelijkheid (lees: chaos) in visuele structuren te gieten, om zo die werkelijkheid op een andere manier te representeren. Elementen als strakke ordening en gebruik van formules, maken het verleidelijk om hem als rationele en conceptuele kunstenaar neer te zetten. Hoewel dat deels ook klopt, wil hij niet alleen de werkelijkheid in kaart brengen met formules, maar hij wil juist ook zichzelf en zijn beschouwers de werkelijkheid en de codes waarmee wij haar proberen te vatten laten voelen en beleven. Zoals bijvoorbeeld bij het werk 1m3 uit 2005, dat het beste te omschrijven is als een ‘actie’, waarbij de kunstenaar een vierkant gat met de exacte afmetingen en inhoud van een kuub heeft gegraven in zijn achtertuin in het Groningse Winsum. Hij stelt daarmee niet alleen de vraag wat een kuub is - namelijk een element uit een door de mensheid bedacht systeem om te werkelijkheid mee te kadreren en hanteren - maar hij wil ons vooral de werkelijke omvang van een kuub laten ervaren door deze tastbaar te maken in vorm van een kuil en een berg zand.

Niet alleen het ‘weten’, maar zeker ook het ‘ervaren’ blijkt een belangrijke plaats in te nemen binnen zijn oeuvre. Nog duidelijker dan bij 1m3 wordt dat bij de ‘wandtekening’ Alles is één (2005). Met een zwarte benzinemarker tekende de kunstenaar een grote hagelwitte muur van een lege ruimte helemaal vol met een duizelingwekkend aantal turfjes. De zwarte streepjes confronteren de beschouwer niet alleen met het monnikenwerk dat de kunstenaar heeft verzet, maar hebben vooral een overrompelend effect. De gelijkmatige structuur van de turfjes laat zien dat Nieuwenhuizen niet alleen een conceptualist2 en minimalist is, maar dat er ook een romanticus in hem schuilt. Zoals de Duitse 19e-eeuwse schilder Caspar David Friedrich de natuur gebruikt om het ongrijpbare van onze verschijningswereld mee aan te geven, gebruikt Nieuwenhuizen abstractie, codes en herhaling voor hetzelfde doel. Het gegeven dat alles onderdeel is van een groter systeem - zoals een turfje dat enerzijds slechts een streepje is en anderzijds deel uit maakt van een grotere structuur - roept Alles is één bij de beschouwer een overweldigend gevoel op, maar tegelijkertijd ervaart deze ook nietigheid. Misschien dat het effect van zijn eigen werk in de buurt komt bij een persoonlijke ervaring die hij had, toen hij voor het eerst werd geconfronteerd met werk van de Israëlische kunstenares Michal Rovner: ‘Op de Biënnale van Venetië heb ik wel een uur lang naar een installatie van haar gekeken. Ik stond in een grote ruimte en werd omringd door vier wanden gevuld met bacterieachtige zwarte schimmetjes die bewogen; het leek wel een dodenrijk waarin wij allemaal terecht zouden kunnen komen. Als je met zo’n beeld naar mensen zou kijken, kun je je voorstellen dat wij voor een grotere macht ook maar nietige ondingen zijn. Op dat moment had ik dat gevoel van nietigheid, dat je even helemaal niks voelt. Dat vond ik lekker.’

Zoals hierboven beschreven wordt de ongrijpbaarheid bij Alles is één opgeroepen door het grote overrompelende formaat. Daarnaast suggereert Nieuwenhuizen ook een vorm van oneindigheid door hetzelfde turfje keer op keer te herhalen. Enerzijds lijkt hij het gevoel op te willen roepen van een niet te overziende oneindigheid of chaos, terwijl hij anderzijds lijkt te proberen deze te vatten door middel van een visuele structuur. Ironisch genoeg blijkt in het geval van Alles is één de structuur van turfjes tegelijkertijd een bevestiging van de oneindigheid, omdat het patroon een herhaling is.

Deze ogenschijnlijke tegenstelling van het pogen om iets - de werkelijkheid, oneindigheid of chaos - te vatten en het bevestigen van de onmogelijkheid daarvan, komt ook terug in zijn eindexamenproject. Het werk uit 2006 met de zichzelf beschrijvende titel Kantel en stapel variatiemogelijkheden in 90° rotaties met vier stoelen kloksgewijs is een installatie waarbij de wanden van een ruimte zijn volgehangen met foto’s van vier op elkaar gestapelde stoelen. Niet toevallig gebruikte hij dezelfde stoel die later terug zou komen in zijn werk voor NP3.3 Zowel de gefotografeerde stapelingen als het geheel aan foto’s vormen een visuele structuur van herhalingen en variaties, die het gevolg zijn van een zelfbedachte regel die de verschillende mogelijkheden genereert. Nieuwenhuizen probeert hier zoveel mogelijk opties in kaart te brengen, maar tegelijkertijd is het werk een bevestiging van het feit dat de mogelijkheden oneindig zijn. Ondanks de laatstgenoemde wetenschap heeft Nieuwenhuizen besloten zich tijdens PROMO toe te leggen op de ‘oneindige afronding’ van zijn eindexamenwerk. Eén van de inzichten die hij tijdens zijn werkperiode in NP3 heeft verkregen, is dat een kunstwerk geenszins een afgesloten project hoeft te zijn. Concepten en gedachten die ten grondslag liggen aan een werk kunnen bronnen zijn waar eindeloos uit geput kan worden. Met deze stap brengt hij een centraal thema uit zijn werk - het ongrijpbare willen grijpen, het oneindige willen beëindigen - in de praktijk.

Geen opmerkingen: